Jaarverslag 1941-1946. Dames en Heren,
Dit is het moment, waarnaar ik al maanden verlangend heb
uitgezien.
DIT is het moment, waarop ik als groepsvertegenwoordiger van de kring
Nijmegen en O. rekenschap en verantwoording mag afleggen over het
gevoerde beleid gedurende vier jaar van verzet tegen de Duitsers en een
jaar van ontzet met de Engelse - en andere geallieerde vrienden.
Het begon zo rustig en kalm. Op de jaarvergadering van 1941 droeg
collega Enneking geheel reglementair de leiding van de kring aan mij en
mijn bestuur over, en de enige zorg die ik op dat moment had, was, of ik
wel waardig was en in staat zou zijn om de voetstappen te drukken van
een zo bekwame voorganger. Maar ik was van mening dat de dreigende hand
van de bezetter steeds meer zou drukken op ons openbaar leven en dat de
werkzaamheden van de kring tot een minimum zouden inkrimpen.
Het bezoek in Febr. 1941 van Frau Collega Hering aan de gecombineerde
vergadering van afdelingeraad en kringbestuur, om de toelating te
verzoeken van haar man en haar zelf tot de Nederl Maat. van geneeskunde,
gaf ons nog geen schok. Haar mededeling, dat haar man binnenkort als
voorzitter van een artsenkamer op miJu stoel zou zitten, deed ons
hoogstens medelijdend glimlachen.
Had ik geweten, dat ik een jaar later een halve dictator onder U zou
zijn, die U zou dwingen een stuk van uw inkomen af te staan, die U zou
dwingen om zwart op wit aan de Rijkscommissaris te verklaren, dat U have
en goed, ja zelfs uw leven op het spel moest zetten voor de eer van uw
geweten als arts en als Nederlander , ja dan ..............
Je m'accuse, mijne heren, ik beschuldig mij van dictatuur. Maar ik
garandeer U,... wanneer ik weer onder dezelfde omstandigheden voor
dezelfde keuze zou geplaatst worden ik zou weer dezelfde weg kiezen. En
gij alIen, zoudt weer als een man, u scharen achter mij of een andere
g.v.m.
Want als er iets vandeag mij van het hart moet, is het dit,
dat ik die taak niet had kunnen volbrengen zonder 15 estafettes
en zonder 150 artsen, die voorop gestreden hebben in M.C.
Nederland. Hen allen zal ik mijn heIe leven als mijn vrienden blijven
beschouwen!
Het is voor mij verder een punt van gerechtvaardigde trots, dat
Nijmegen altijd te boek heeft gestaan als een van de beste afdelingen
van M.C., dat slechts 5 leden van onze afdeling, de artsen Dagevop,
Feikema, den Hartog, Lampe, en Zeydner landverraad hebben gepleegd, en
dat de andere N.S.B.ers en collaborateurs, die in Nijmegen aanwezig
waren of gekomen zijn, toen niet tot onze kring behoorden en ook
nooit zullen behoren.
Onze 15 estafettes !
Wat zegt dat woord estafette weinig.
Het waren artsen die bereid waren, in het Canisius ziekenhuis elke
maand zowat, te vergaderen onder het portret van onze Koningin, met
papieren op tafel, die bij een overval van de Sicherheitsdienst de kogel
en tuchthuisstraf tegelijk betekend zou hebben. Het waren artsen, zoals
helaas de afwezige van Rij, onze Josef GoebbeIs, onze propagandist, die
ons elke morgen op het Wilhelmina ziekenhuis se laatste nieuwtjes
vertelde, en als het kon de nieuwtjes die komen zouden . Ja, van
zijn blakend optimisme, hebben wij geleefd. Wat een tegenstelling
vormde hij, met die mensen, die vooral niet fout waren, maar die,
omdat zij niets deden, ons en het Nederlandse volk het zo
broodnodige dagelijkse voedsel, dat het verzet moest
voeden, uit onze monden gehouden hebben.
En dat voedsel was, in een plaats als Nijmegen, die vanaf Jan. 1943
bestuurd werd door landverraders, hard nodig. De burgemeester was fout,
de commissaris en inspecteurs van politie waren N.S.B.rs, de directeur
van de arbeidsdienst was mis, de directeur van de geneeskundige dienst
was te goed voor ons, en zo kunnen wij doorgaan.
Onze stad was bovendien de stad van het Duitse recht, waar het
hoogste Economische gerechtshof en de laffe raad der Nederlanden
zetelden. Al die staatsdienaren, die bleven zitten, om ons zogenaamd te
redden, dreigen nu weer de figuren te worden, waarvan wij het hebben
moeten.
Dat klopt, dames en heren, lafheid en ijdelheid gaan hand in hand.
Maar gelukkig waren hier, ook onder de politie en p.t.t. beambten die
in functie bleven, rechtgeaarde vaderlanders, die aan onze
artsenorganisatie tot op het laatste moment hun onmisbare steun hebben
gegeven.
En den was er de grote groep van estafettes, die het eigenlijke estafette
werk deden. Zij gingen er in weer en wind op uit, Zaterdag ‘s avonds
laat en Zondag 's morgens vroeg; meestal op de fiets of op een motor,
twee jaar lang, om berichten rond te brengen, om brieven
en geld te ontvangen. Een ondankbaar werk, maar voor het welslagen van
onze actie .... noodzakelijk werk. Welnu, door de hulp van jullie,
Bahlmann, Mej. Gelderman, Goemans, van Hasselt, Kras, Lagerwerff,
Meuwese, Munting, Schreurs, Tordoir, Thuis, Rypperds Wierdsma, van Veen
en Wijnands is dat werk schitterend geslaagd. Hulde en dank voor dit
echte M.C. werk in het Rijk van Nijmegen ! Ja, niemand zal mij kwalijk
nemen, als ik toch nog een estafette hieruit pik, die ik extra in het
zonnetje wil zetten, omdat hij ook extra gewerkt heeft. Wat Tordoir
allemaal deed ? God weet het; maar hi] was een "zware jongen". Als hij
mij zo met een link oogje nodig had, was altijd het genoegen aan zijn
kant, want je wist nooit van te voren, in wat voor raar complot je
gesleept werd.
Tot slot wil ik twee estafettes huldigen, die ik nog niet genoemd
heb, omdat ik in mijn hart voor hen altijd een extra plaats zal bewaren,
Het zijn twee grote vrienden, Jan Coebergh en Daan van Vugt. Zij werden
door de duitsers vermoord; de twee edelste artsen uit ons midden. De
twee die het dapperst gevochten hebben. Jan Coebergh als een reus, een
Goliath die elke mof wel fijn wilde knijpen. Daan van Vugt, als de
tengere, als de dappere David, die durfde omdat hij geloofde; geloofde
dat het Nationaal Socialisme, duivels werk was. Het offer van hun leven
is de prijs die wij Nijmeegse artsen voor onze vrijheid betaald hebben.
Daarom zullen wij hen nooit vergeten en hun nagedachtenis altijd met
dankhaarheid eren.
Nu sla ik het geschiedenishoek van het Nijmeegse M.C. open; haar
stichtingsdag is voor mij een zeer warme lente zondag, 8 Juni 1941.
Op die dag werden de voorzitters der kringen naar Amsterdan
opgeroepen, om met de Voorzitter der Maatschappij te beraadslagen over
het ultimatum van dr. Reuter.
Het was een vergadering die nooit uit mijn herinnering zal
verdwlinen. Een paar uur lang werd er gedebatteerd over de beruchte 12
punter, en over het al dan niet aanvaarden van een duitse
bestuurs-commissaris, of van de N.S.B.-leider van het medisch front als
adviserend lid. En toen nam gij Dr. Brutel, het woord. Ik zie U daar nog
staan, achter in de hoek van de volle kamer, voor de meesten van ons
jongeren een onbekende. U sprak recht uit het hart, met een zeldzame
overtuiging en overredingskracht. Dat was geen "intuitie zoals hij uw
tegenstander, dat was weten. Wat u letterlijk zei? "Mijne Heren,
wij zijn op de verkeerde weg. Hier is geen sprake van kiezen
tussen punt een of twee; dit is geen medische zaak; dit is een
Nederlandse zaak.
Wij artsen, staan overal midden tussen ons volk, in een hevoorrechte
positie; de mensen zien naar ons op en willen ook naar ons opzien.
Wanneer vandaag de heslissing verkeerd valt, en wij blijven ons mengen
in politiek duits gedoe (punt een) of nog erger in N.S.B. politiek (punt
twee), dan zullen onze patienten op ons neerzien, en dan hebben wij dat
verdiend. Van onze houding vandaag hangt zowel voor de duitsers als voor
ons volk, veel af. Ik weet dit. In deze kwestie mag de vrees, mogen de
financien geen rol spelen. Wij doen niets onwettelijks. Maar wij willen
nederlanders blijven, voor de volle honderd procent.
De kapitein had gesproken, de matrozen stonden klaar, M.C. ging zee
kiezen. Wij zouden geen onderduikers worden, maar bovengrondse
strijders, en wij zouden onze vijand laten weten wat wij deden, zwart op
wit, met onze naam eronder. Brutel, dit fiere strijdprogram, zal in de
geschiedenis van Nederland jouw neam blijven dragen! De geheurtenissen
volgden elkaar snel op. Na talloze beroadslagingen besloot het
Hoofdbestour op 19 juni te blijven zitten, en dan de N.S.-er als
adviseur te aanvaarden. Zou op hen toepasselijk zijn geweest, het woord
van een van onze dichters: " 's Nachts konden zij niet slapen van het
denken, en overdag konden zij niet denken van de slaap?" Maar ere wie
ere toekomt, drie van hen traden
direct af en de overigen volgden hun voorbeeld op 27 September 1941,
nadat door het bedanken van vele afdelingen de maatschappij leeg
gestroomd was, en nadat de algemene vergadering van 27 en 28 September
verhoden was. Ook onze afdeling had bedankt, maar niet dan na een
klinkende afscheidsvergadering. Op de gedenkwaardige zondag van 20 Juli,
de dag dat Rusland inde oorlog kwam, werd een volksgezondheidsdag
georganiseerd, met Dr. Koenen, Dr. Mol, en Dr. Forst als sprekers, en
werd onze kas grondig leeggefeest.
De vakantie brak aan.
Op een middag in Augustus ontving ik bezoek van collega Ferguson uit
Bennekom, hij vertelde mij, dat hij zijn vakantie gebruikte, om in het
oosten van ons land M.C. te organiseren, dat intussen officieel in de
stationswachtkamer te Zutphen gesticht was. Wij zouden met de kringen
Tiel, Ede, Arnhem en Apeldoorn een district vormen. Hij zelf stond dan
weer in nauw contact met collega Roorda uit Haarlem, die ons
aanvankelijk centraal vertegenwoordigde. Een brief van vier kantjes
gericnt aan de nederlandse artsen in de eerste Septemberdagen van 1941,
eveneens naar ik meen, van Roorda's hand, ontkleedde de 12 eisen van
Reuter en stelde zonneklaar in het licht, wat er achter al die
camouflage voor plannen schuil gingen.
Het Nederlandse publiek heeft toen en in later dagen zo dikwijls
verkondigd, dat de artsen, gemakkelijker den welke groep ook, openlijk
verzet konden bieden aan de Duitser, omdat zij voor de verzorging van
ons volk onmisbaar waren. Het omgekeerde was waar. Reeds in 1941 had
Duitsland nergens meer behoefte aan dan aan Nederlandse artsen, met het
oog op hun gedegen vakkennis en de kennis van de Duitse taal. Reeds in
1941 liep Reuter met een bevel op zak, om zo spoedig mogelijk, 2000
Nederlandse artsen te "leveren".
De zogenaamde registratie in een artsenkamer de eis tot gelijknamige
verdeling van artsen en specialisten waren allen aanloopjes tot
deportatie. Met dit geld werden toen al de aanwerving van N-S.B. artsen
door de Duitsers geprobeerd en gepropageerd. Nog 2 feiten herinner ik
mij uit November 1941, die ik niet onvermeld wil latent Het eerste was
een brief van het distributiekantoor uit Ede, waarin Ferguson mij
verzocht op een Zaterdagmiddag in een cafe in Ede te komen. Wij troffen
daar elkaar en zaten met een glaasje bier aan een tafeltje te midden van
"Wehrmachtsanhörige". Hij legde een stelletje papieren op tafel en
verkondigde, dat dat het ontwerp was voor de artsenkamer, alleen de
handtekening van Seys Inquart was nog nodig om het ding te bekrachtigen.
Ik kon het een paar dagen meekrijgen ter multiplicatie. Voor het eerst
voelde ik mij niet op mijn gemak en dat werd er niet beter op toen op
mijn terugreis in de electrische trein van Ede naar Arnhem een S.S.
officier naast mij ging zitten. Maar alles went, en het was misschien
wel heel veilig.
Een andere bijeenkomst in November was van geheel andere aard. Na het
lezen van het artsenkamerontwerp waren Coebergh en ik er meer dan ooit
van doordrongen, dat wij het bijgaande formulier nooit moesten tekenen.
Toch waren hier in Nijmegen, ook onder de hoge katholieke
geestelijkheid, personen van mening, dat dit tekenen niet in strijd was
met onze eer en geweten. Volgens hen was hier geen sprake van materiele
medewerking, maar slechts van- ongevaarlijke- formele medewerking. Wij
achtten deze zaak zo belangrijk, dat wij het bestuur van de R.K.
artsenvereniging om een duidelijk advies vroegen. Als antwoord werden
wij uitgenodigd op een namiddag vergadering van het dagelijks bestuur,
in het pikdonker Utrecht, waar ook aanwezig waren collega Barnhoorn en
Leenaerts en Mr. de Vreeze en als geestelijk adviseur de officiaal van
het aartabisdom, Prof. v.d. Loo.
Daar is een hartig woordje gedebatteerd, maar het eindresultaat was zeer
bevredigend. Niet op grond van materiele of formele medewerking, naar op
grond van het "Führerprinzip" dat ook aan het ontwerp van de artsenkamer
ten grondslag lag, moest elke medewerking in geweten worden verhoden.
Dit gebeurde dan ook in een brief, die de, R.K. artsenvereniging aan
haar leden deed toekomen. Voor het eerst tekende zich het verzet af' dat
later gevoerd zou worden door de gezamenlijke Nederlandse Kerken
en de artsenwerels, een verzet waaraan het nederlands volk zo ontzaglijk
veel te danken heeft. Toen dan ook eind November M.C. ons uitnodigede om
een ondertekend schrijven aan de R.Commissaris te sturen waarin wij onze
bedenkingen tegen de artsenkamer kenbaar maakten, mocht ik vam vrijwel
alIe artsen in onze kring deze brief ter doorzending in ontvangst nemen.
Deze alom bekende brief, die later van hand tot hand ging, werd door
4.500 artsen geschreven en op 5 December, Sinterklaasavond bij de
Rijkscommissaris bezorgd.
Toch volgde natuurlijk de instelling van de artsenverordening, en
werden wij allen op 19 December 1941, na opheffing van de Maatschappij
automatisch lid van de artsenkamer en zij, die ziekenfondspraktijk
uitoefenden bovendien nog lid van de Ver. Voor Ziekenfondsartsen.
De President van de artsenkamer gaf dadelijk zijn eerste
~beshikkingen uit, met als gevolg dat 3500 artsen hem schriftelijk
meedeelden dat zij aan deze beschikking niet zouden voldoen
Van toen hebben wij gezamenlijk en individueel gestreden tegen de
aanvallen van de N.S.B. en de duitsers. Gezamenlijk met brieven.
Ja, collega Taalman Kip, weet jij nog hoe veel keer ik bij jou aan
boord ben geweest, weet jij nog hoe dikwijls wij naar Utrecht zijn
geweest met o.a. die romantische vergadering in het gesloten spookhuis,
weet jij nog hoeveel kerenwij, alleen maar ter overhandiging van
brieven, van die obscure samenkomstjes hadden met dikke jassen op het
uiteinde van het perron in Arnhem?
Een anecdote heb ik uit mijn dagboek nog eens opgepikt. Het was op 26
Maart 1943, een mooie lenteavond. Ik stond al een half uur op je te
wachten op het perron, en je kwam maar niet. Opeens kwam je aangerend,
met de lichte regenjas aan, ter herkenning in het schemer donker. En
toen kwam het er met horten en stoten uit; ''Ik kon geen perronkaartje
krijgen, dat was net verboden en ik wist zo gauw niet hoe je te
bereiken." Maar toen kreeg ik een lumineus idee: ik kocht een kaartje
naar Elst. Maar de juffrouw achter het loket keek mij ongelovig
aan en zei: "Kom mijnheer, als U een afspraakje hebt, moet U toch ook
weer van het perron af ". "Ik zal U een retourtje naar Elst geven".
Twee weken later was ik weer bij je - het was Vriidagmiddag 9 April
op je bovenkamer, temidden van drie deftige admiraalsporttetten.' Ik
voelde mij aan boord van een slagschip in de strijd. 'Je gaf me verslag
in korte zinnen. Dat Emous Follmer en jij op woensdagmiddag 7 April 1943
door de S.D. gedwongen werden de joden in de ziekenhuizen aan te wijzen.
Maar dat jullie weigerden en daarna werden opgepakt. Dat 's avonds de
Arnhemse artsen bij elkaar kwamen en Beker als afgevaardigde naar
burgemeester Bloemers ging om mee te delem, dat wanneer de drie artsen
niet op donderdag morgen 8 April zouden ziin vrijgelaten, zij allen hun
werk zouden neerleggen en de ziekenhuizen zouden sluiten. Burgemeester
Bloemers deed er nog een schepje boven op en stelde zijn
burgemeestersambt eveneens ter beschikking. 'Dit alles werd door de
burgemeester aan het hoofd der S.D. Herr Albrecht meegedeeld. 's
ochtens zijn de artsen vrij. Daverende vreugde. Maar jij Kip wordt
apart a faire genomen. Je brieven zullen opengemaakt worden. Je
telefoongesprekken zullen worden afgeluisterd. Je gangen zullen worden
nagegaan. En dan zeg je mij: "Ik
heb mijn conclusies getrokken; 't is voor mijn vrouw en kinderen en ook
voor M.C. het beste: ik moet bedanken." Toen, Kip, kwam er een brok in
miin keel, ik heb niet veel meer gezegd, maar ben weggegaan in een
donkere dag.
Beker deed een paar zomermaanden het D.V.M. werk, samem met de Graaf,
maar in Juli kwam je al een paar keer door achterdeurtjes binnen en in
Augustus 1943 kwam je bij me met een hele sleep illegale werkers, voor
de voorhereiding van de repatrieering.
Zo is er een vriendschap tussen ons gegroeid, gesmeed in.het verzet.'
En daarom ben ik zo blij je vandaag met je vrouw in ons midden te zien.
De trotse M.C. schepen Arnhem en Nijmegen, zij hebben bemanningen gehad,
die tot de dapperste van heel Nederland behooort hebben. Zij zijn beiden
in de strijd deerlijk gehavend. Maar Arnhem en Nijmegen zullen beiden
herrijzen, schoner dan te voren, in echte Gelderse rivaliteit.
Het voorjaar 1942 bracht nog geen ernstige artsenstrijd. Duiteland
won nog van Europa op alle fronten. Wel probeerde de N.S.B. de baasntjes
krijgen; maar ook wij organiseerden ons hechter. Alleen de
jodenvervolging nam in ernst en onvang toe. Die zomer moesten de artsen
het opnemen tegen die directies van ziekenhuizen en sanatoria die de
jodenbordjes niet wilden verwijderen, of die niet weigerden joodse
patienten uit te leveren. Maar in September brandde de strijd los. Wij
verenigden ons bijna elke morgen even in de dokterskamer van het
Wilhelminaziekenhuis. Hier was onze brug. Van hieruit gingen onze (???)
Wat hebben wij veel te danken aan dit horzelnest elkaar opporden in moed
en vertrouwen en een onverzettelijke wil
En toen dan ook de aanmeldingsplicht, voor de artsenkamer door de
moffen geeist werd, weigerden iedereen. De torpedoaanval op het
slagschip Nijmegen werd gemakkelijk afgeslagen In de strijd viel slechts
een man overboord, de oude 1ichtmatroos Piet Plantenga, maar deze werd
de volgende dag weer aan boord gehesen, en was de vreugde over zijn
wonderbaarlijke redding algemeen.
Zo hebben van de 7000 artsen slechts l500 waaronder 250 N.S.B.ers en
600 Joodse artsen (die door ons steeds zijn aangeraden niet deel te
nenen aan het verzet) de formulieren ingezonden. Een regen van hoge
boetes volgde, en zelfs intrekking van artsenbullen. Wij onttrokken ons
toen aan de macht van Croin door gebruik te maken van art. 5 lid 2 van
de artsenverordening zelf en door per brief aan Croin te verklaren dat
wij afstand deden van de bevoegdheid tot het uitoefenen van het beroep
van arts. Hierdoor verloren wij gelijktijdig het recht de titel "arts"
te voeren. Deze actie op 24 Maart l943 werd een reuze succes. In
Nijmegen waren wij zonder assistenten 120 man sterk; 120 souches kwamen
binnen. 6000 artsen verzonden de brief, en overplakten het woordje arts
op hun spreekuurbordjes. Zelfs enkele N.S.B. artsen durfden niet achter
te blijven uit vrees voor molestatie door het publiek. De Nijmeegse
burgemeester Lokhorst zond ons 3 dagen later een briefje, waarin hij ons
verzocht , om toch de bevolking te willen inenten tegen difterie,
ofschoon wij geen arts meer waren. Maar tegelijkertijd gaf hij aan de
politie de opdracht om bij de Apothekers te speuren naar recepten,
waarop het woord "arts" was doorgestreept. Het resultaat was nihil, daar
de apothekers deze recepten direct verscheurd hadden!
Na enkele dagen grepen de duitsers in. Op 30 Maart schreef Verwey
ons, dat de bezettende macht deze actie als een "bewuszte Störung des
Offentlichen Lebens betrachtet". De eis was, dat de oude toestand weer
moest worden hersteld, de titel "arts" weer moest worden ingevoerd, de
overplakkingen van de naambordjes moest worden verwijderd enz. enz. Wij
hebben deze eis ingewilligd, daar onze actie niet direct tegen de
bezettende macht, maar tegen de artsenkamer gericht was. Ter vermijding
van elk rnisverstan d schreven wij echter aan Verwey (brief van
5.500 artsen) dat wij ons niet meer als lid vap de artsenkamer
beschouwden en dat wij, indien de bezettende macht van oordeel was, dat
wij door hun verklaring geen geneeskundige handelingen zouden mogen
verrichten, bereid waren deze consequenties te aanvaarden.
De rust keerde terug, de boetes werden ingetrokken en het prestige
van de artsen kamer had een- afdoende klap gekregen. De onrust van deze
week werd ruimschoots beloond.
Deze strijd om de artsenkamer vormde het "piece de milieu" tussep
twee andere acties, die evenzeer van groot belang waren, nl. de
ziekenfondsstrijd van Januari.1943 en de ziekenhuisstrijd van. Apri1
1943.
In de eerste helft van Januari ontvingen de G.V.M.'s namelijk een
uitvoerige estafette die over vijf punten handelde: 1. aanstelling van
gemeenteartsen 2. aanvaarden van ambten onder de N.S.B. leiding. 3.
Artsen naar Duitsland 4 ontslag uit de diensten om politieke redenen 5.
het ziekenfondswezen in N.S.B. handen.
Burgemeester Lokhorst wilde, als een trouwe satetliet van zijn
partij, direct de gemeentediensten in duitse geest moderniseren. Maar de
directeuren van de gemeentediensten gaven niet thuis. Slechts enkelen
konden gevangen genomen worden. En zo verdween ook jij van Ewijk uit ons
midden jouw romantische vlucht van boord, met behulp van de loods
Tordoir was een staaltje van knappe techniek maar nog meer van kordate
plichtsbetrachting. De lafaard die jou opvolgde was geen man van staal.
Ondertussen speelde zich aan boord een vermakelijk schouwspel af. Wij
moesten brieven schrijven aan elk ziekenfonds, waarean wij verbonden
waren, dat wij onze werkzaamheden zouden neerlegen, indien Croin ook
hierover baas zou gaan spelen.
Ofschoon.op Zaterdagmiddag anders de meeste manschappen gaan
passagieren, zat iedereen.op Zaterdag 30 Januari druk minnebrieven te
schrijven. Toen ik Zaterdagavond de bus ledigde en de post controleerde,
waren er door 82 matrozen liefst 470 brieven geschreven, waarvan door
Ligterink alleen al 9. Dat ging dus razend vlot. De andere
brievenschrijverij n.1. in April.voor de ziekenhuisbesturen tegen de
nazificering van de ziekenhuizen, liep heel wat moeilijker van stapel.
Immers, deze besturen voor.het merendeel uit niet-artsen bestaande,
waren niet ge:schoold in de strijd e n
hadden niet genoeg propaganda a la van Rij geslijkt. Maar in ons
district hebben wij allen de. brief aan de rijkscommissaris geschreven
en op 29 April bleek 90% der ziekenhuisbedden "getekend" te hebben.
Op 28 Maart werd Hollander met zijn hele familie opgepakt en naar
Westerbork gebracht. Tine Gelderman weet nog maanden lang contact met
hem te houden, maar langzamerhand sterft zijn stem weg. Hij is met de
zijnen in Auswitz geweest. Wij vrezen dat wij deze joodse collega, die
wij om zijn vaderlandse houding en zijn hulpvaardigheid aan zijn
rasgenoten, zo zeer bewonderd hebben, nooit zullen terugzien. Ook
Hertzdahl en van Gelder verdwenen uit ons midden, maar aan hun terugkeer
wanhoopten wij niet.
Ja, de jaren '42, '43 en '44 heeft velen onzer in de gevangenis en in
het concentratiekamp gebracht; zovelen dat ik vrees dat mijn verslag op
dit punt onvolledig is. Zij werden uit onze strijd gerukt om te lijden
voor ons vaderland en onze overtuiging. Maar als zij tussen de vier
muren zuchtten of aan slavenwerk bezig waren, dan wisten wij en dan
wisten zij, dat wij voor een gemeenschappelijk doel vochten en dat alle
lijden niet in staat zou.zijn om hun en onze wil te breken.
De rij werd geopend in 1942 door Seldenrath, die al die jaren in
Oranienburg in het concentratiekamp zat, omdat hii op een lijst van de
winterhulp schreef: "ik geef niet
aan de moffent". Dan volgde Groeneveld, wegens actieve hulp aan joden
verleend. Hij wist te ontsnappen uit het politiebureau van Nijmegen en
dook in Parijs onder. Een half jaar later werd hij tijdens een razzia
weer opgepikt en.naar Buchenwald en Nordhausen verpakt. Ook zijn
concentratie voor het nazidom leed schipbreuk, want ongebroken van geest
keerde hij in Juni 1945 terug. Hun beider behouden terugkeer was voor
ons een feestelijke gebeurtenis. Hun medische ervaringen in de
duitse concentratiekampen voegden nieuwe bladzijden toe aan de germaanse
cultuurwetenschap, n.l. die van het medisch sadisme.
In begin 1943 werden Scheffers en Noorduyn "in bescherming genomen"
Hun terugkeer in het najaar werd radicaal gevierd. Zo vergaapten en
veraten wij ons aan een taart met 50 eieren op 13 october 1943 ten huize
van de Noorduyns. Alles natuurlijk in de duisternis.
De Meimaand 1943 die zo onrustig was in ons vaderland, de algemene
staking, de laffe gevangenneming der militairen, de talrijke
doodvonnissen de beginnende hongersnood, het tentamen suicidi van van
Genechten, bracht ons de stilte voor de storm.
Op 23 juni volgde een tweede brief aan Seys Inquart, als reactie op
diens verordening no. 49 van .18 Mei l943 over het neerleggen van de
ambten. Maar nu barstte de bom.
In de nacht van Vrijdag op Zaterdag 26 Juni we:d ik om een uur door
de rentmeester van het Canisius Ziekenhuis, de heer Wijffels
gewaarschuwd dat Enneking, Rademaker en Muskens opgepakt zouden zijn.
Rechtsr en links wordt ons telefonisch alarmstelsel voor het eerst in
werking gezet. "Collega kom
onmiddellijk, er dreigt een uterus ruptuur !" en ondanks luchtalarm en
een bom die vlak bij mij in de Houtlaan valt, bereik ik veilig mijn
onderduik station.
De volgende morgen om half 6 in het Canisius Ziekenhuis, is de eerste
die ik tegen het lijf loop Enneking. Hij meent dat de rel incidenteel is
maar bij thuiskomst blijkt mij, dat Knaven, v.d. Made, Rademaker,
Woltring en Thuis van boordc zijn gesleept en Veeger deelt mij uit een
telefoontje met Banning mee, dat diezelfde nacht alleen in den Haag 150
medici naar Amerafoort vervoerd zouden ziin.
Diezelfde middag heb ik met Jan Coebergh consult in Arnhem. Daar
blijken 7 slachtoffers te zljn, waaronder drie chirurgen. Ook met prof.
v.d. Lee in Utrecht onderhoud ik telefonisch contact. Afwachten is het
parool, ondertussen wordt het alarm systeem Tordoir nauwkeurig opgezet.
De zondag en maandag verlopen vrij rustig, maar dinsdagavond 29 Juni om
8 uur krijg ik bericht uit Bemmel dat Noordij is opgepakt. Om half 9 zit
ik bij Jan.Coebergh om hem dit te vertellen, toen ik agent Wiebe in
burger het tuinhek in zie stappen. Twee minuten later is het:gebeurd,
onder de leugen. "O nee, dokter, het is alleen maar om op het
politiebureau uw persoonsbewijs na te kijken". Nog even krijg ik in de
gang een bevlieging, hem na te lopen, en samen Wiebe neer te slaan,
maar.dan gaat de telefoon, en meldt mijn dienstmaagd, dat ze net bij mij
ook zijn geweest. Dan is mijn besluit genomen. Ik waarsehuw v. Vugt, die
al blijkt weg te zijn, en de drie ziekenhuisdirecteuren,
Bär, Enneking en Furstner. "Beter verduisteren" is bet parool. Op 1
April blijken er 360 artsen door deze actie in Amersfoort
gevangen te zijn, maar het aantal ontsnapten door onderduiking is
waarschijnlijk tienmaal zo groot. Want toen de Moffen enige dagen later
ook tegen de huisgezinnen van de artsen represailles gingen nemen, werd
de onderduiking algemeen. In Venlo verdwenen b.v. alle artsen, een ging
er zelfs met een verhuiswagen met zijn meubels er vandoor. En bij ons in
Nijmegen werden alle poliklinieken nagenoeg gesloten, en werd de
ziekenhuisdienst amper gaande gehouden. A1s gevangenen op 1 April zijn
nog weggevoerd: Beckers, Hartog, Meuwisse en Mevr. v. Hoorn v. Heel,
terwijl van Vugt, Tordoir en Bahlman maar net de dans ontsprongen zijn
door een overhaaste vlucht van de radio weg. Zij zaten te luisteren naar
de uitzending van de doopplechtigheid van prinses Margriet.
Op mijn onderduikstation aan de Heiweg is het erg gezellig, een soort
vakantie na een spannende tijd. Allerlei interessante.berichten worden
mij gebracht, o.a. over een omsingeling van het Binnengasthuis te Amsterdam.
Wijnands is mijn boodschapper en komt veel luieren, wijn drinkin en
eten. Het lijkt erop, of wij worden vetgemest voor de martelpaaI.
Fückerman uit Arnhem onderhoudt het districtscontact via mijn vrouw. De
eerste Juli verloopt rustig. Op twee Juli verzoek ik aan Lintsen, om de
artsengezinnen zoveel mogelijk van contant ziekenfondsgeld te voorzien.
‘s Avcnds vertelt Churchill door de radio, "Wij komen voor het vallen
der blaren". Dat geeft de burger weer moed. Achteraf blijken het de
blaren
van volgend jaar te zijn Op 3 Juli ‘s middags wordt Mevr. De Kat
Angeline nog opgepakt, en ‘s avonds staat in de courant dat de
praktijkkamers der artsen verzegeld zullen worden en de vermogens der
artsen verbeurd verklaard. Ziezo van het slijk der aarde zijn wij
tenminste bevrijd! Die nacht komt Wiebe nig eens aan mijn deur. Wat een
bestaan, zo’n nachtvisite voor niks! Maar voor mijn vrouw en voor zovele
artsenvrouwen is het een afschuwelijke tijd. Ook op 5 Juli 's
morgens om 6 unr trekt hij weer aan de bel. Ik kan miijn buitenverblijf
nog niet verlaten.
Maar diezeltde dag komen er berichten over een Godsvrede. Als dat
waar zou zijn, moet er door de Moffen van te voren iets niet " hinein
cabouliert" zijn. En het was waar. Om half zes komt Wijffels met een
brief uit Utrecht van de volgende inhcud: Ondergetekenden zijn in de
gelegenheid gesteld dit schrijven aan de Nederlancse artsen, waar dezen
zich ook mogen bevinden, ter tekening voor te leggen. Na bespreking met
duitse autoritriten hebben zij de stellige verwachting, dat indien
bijgaande brief door d e Nederlandse artsen wordt ondertekend de
toegepaste strafmaatregelen zullen worden ingetrokken en de normale
toestand ten spoedigste zal kunnen worden hersteld. De brief was
ondertekend door Banning, den Haeg, Eeftinck Schattekerk te Zwolle,
Barnhoorn te Heilo, Wamsteker en Wibaut te Amsterdam. Ofschoon de
ondertekenaars alleszins ons vertrouwen hadden, leek het mij gewenst
grondig te informeren, of de brief "echt" was. En toen dat het geval
bleek, zijn wij merendeels op 6 Juli weer opgedoken. Enkelen bleven nog
onder water, ofwel uit vrees voor de moffen, ofwel met met oog op het
mooie zomerweer. Ook de Amersfoorters kwamen kaalgeknipt weer terug. Zij
bleken het niet al te slecht gehad te hebben, maar toen ik op 8 Juli
naar Arnhem ging, samen met Jan Coebergh om te praten over de
"verzoeningsbrief", bleek zijn gezondheidstoestand zeer ernstig geschokt
te zijn.
Op 15 Juli gaan wij gemeenschappelijk tekenen. Voor f`50,-- gaan wij
Seys Inquart zo aan ons hart drukken dat hij binnenkort in Neurenberg
zal overlijden.
En in de kamer van de S.S. bandiet in Arnhem, hangt boven diens hoofd
de spreuk van Schiller "Was man nicht aufgibt, hat man nie Verloren".
Die avond wordt Brounts in Doornenburg opgepakt, wegens hulp verleend
op die dag aan een gewonde Engelse parachutist.
De Augustus en Septembermaand verlopen vrij rustig. Eind September is
echter de beruchte inval op de Daalseweg. Tordoir duikt onder, en op 30
September wordt van Vugt op het station gevangen genomen, nadat hij
inspecteur Prick veilig had weggebracht.
De Octobermaand bracht onze grote financiele actie, 5% van de
inkomstenhelasting moest extra opgebracht worden. Dit bracht voor de
estafettes veel werk mee, maar het resultaat was prima. Niemand, die
hiervoor in aanmerking kwam, verzuimde zijn plicht. Een eresaluut aan
onze artsen. Wij ontvingen van 107 artsen f 7.800,-- De lijst zonder
namen ligt morgen bij mij ter inzage. De bedragen varieerden van f 10
tot f 400,- gulden. Anderhalve ton brengen dus alleen de artsen aan
inkomstenbelasting op. Hun financiele toestand is niet zorgwekkend. Op
Zondag 9 October kan ik vast f 5000,- in Utrecht op tafel leggen. Die
dag worden er tonnen omgezet in M.C.
Op 26 Cctober wordt onze G.V.M. uit Wageningen, collega Boes door de
S.D. vermoord. Een week van te voren hadden wij nog met deze
enthousiaste M.C.er bij de Graaf in Arnhem vergaderd.
Op Zaterdagavond 13 November heeft hier de walgelijke "Madchen
razzia" plaats, met het onderzoek in Marienbosch. Onze waardige "open
brief aan de Nederlandse vrouwen" is hiervan het gevolg.
Op Woensdag 17 November werd ik 's middags naar het huis van Jan
Coebergh geroepen. Mijn vriend zat daar, bij de kachel, dood in zijn
stoel. Ik zal hierover niet spreken. Die dag bracht mij te veel
verdriet. Maar mijn steun en toeverlaat had ik verloren. En dat, terwijl
de nood steeds hoger steeg. In November en December 1943 kwamen talloze
ernstige zaken aan de orde. De onderhandelingen in Den Haag over het
sturen van medische hulp aan onze arbeiders in Duitsland, met later als
gevolg de Exaltobrief aan dr. dr. Wimmer, de kwestie der P.T.T. artsen,
het vorderen van assistenten, onze medische taak aan de hoge scholen,
het steriliseren van gemengd gehuwde joden, de hulpverlening van
specialisten aan duitse lazaretten, de strijd tegen de duitse methode
van bestrijding der geslachtsziekten, de anonieme voedselbrief aan de
Rijkscommissaris.
Is het te verbazen, dat onder zulke bewogen omstandigheden de artsen
wel eens de moed dreigden te verliezen en dat er alles gevergd werd van
onze contrapropaganda? Bij de jaarwisseling 1943-1944 bevatte een
estafette dan ook een volgend treffend gedicht:
1. Voorbije tijd er wordt.geschreid
Zelfs om vermoorde vrienden
om hen, die in elke omstandigheid
het dierbaar vaderland dienden.
2. Om hen die in gevangenschap
hun lot manmoedig droegen
en slechts voor hun gezin in nood
aan ons om hupl vroegen.
3. 't is daarpm onze dure plicht
tezaam te bliiven vechten
en juist met onze artsenstaf
de vijand het felst te knechten.
4. Houdt dapper vol in het nieuwe jaar
Strijdt met hetzelfde vuur .
Want duizenden staan voor ons klaar
Voor ons bevrijdensuur.
Het vroege voorjaar 1944 bracht ons de verschrikkelijke 22 Fehruari.
Maar waarom al deze wonden openrijten? Laat ik U de nuchtere feiten
waarbij wij artsen zo nauw betrokken waren, nog even geven.
In mijn armen stierf collega Kock uit Beuningen op het Kelfkenebosch
en in het Canisius ziekenhuis collega Peljak. Collega Knaven werd
ernstig.gewond. Talrijke artsen zijn alles kwijt. Er waren meer dan
500 doden en 400 ernstig gewonden. Alleen in het Canisius ziekenhuis
worden 210 ernstig gewonden en 100 doden binnengebracht. Op die dag
worden er 56 en in twee dagen 105 bloedtransfusies verricht,
en dat in een ziekenhuis dat al eivol was. Ook in het
Wilhelminaziekenhuis, waar de Arnhemse Rode kruisploeg onder leiding van
van der Does ons ter hulp snelde, werd tot 5 uur 's nachts doorgewerkt
op 4 operatietafels. Hulde aan de directeuren, de chirurgen.en de
röntgenologen van de ziekenhuizen, maar ook aan de artsen die op straat
die dag geploeterd hebben, en aan het verplegend personeel in de
ziekenhuizen, die een leed gelenigd hebben, wat met geen pennen te
beschrijven valt.
Dank ook aan jou, Lorie, voor al het voedsel en hulp, die onder jouw
leiding uit Grave werd aangevoerd. Nu, na 2 jaren, is het leed wel
gelenigd, maar er zijn meer dan 200 invaliden, waaronder veel kinderen,
invaliden voor het leven.
En dan komt de "affaire Vossbeck". Op 2 Maart 1944 begins de
Oberstabartzt Dr. J Vossbeck, die de leiding heeft over de 6 duitse
hospitalen in Arnhem en Nijmegen, te bedelen om specialistenhulp. Vooral
jullie Sedee en de Rooy, kwamen in aanmerking om als oor- en oogarts het
schamele duitse medische potentieel te helpen versterken. Mijnheer
Vossbeck kwam eerst vriendelijk om jullie hand vragen en toen dat niet
lukte, onvriendelijk, en toen dat niet lukte, met de vuist op tafel en
toen dat niet lukte, kwam hij zelf voorgereden per auto en toen dat niet
lukte omdat je "nie t
thuds" gaf, belde hij jullie op en toen je beloofde morgen te komen,
kwam je niet en toen was het uit, d.w.z. mijnheer gaf het op.
Nederlandse houding, nederlands verzet.
Op 24 Maart voerden de artsen van centraal beheer de strijd tegen de
duitse supercontrole door te dreigen met neerlegging van hun ambt. Aan
deze juiste houding was de actie van jou, Bekers, niet vreemd. De 10de
April was voor Muskens een dies ster. Steeds dreigender werden de
berichten over de komende invasie en in April en Mei is het aantal
nachtelijke alarmen zeer talrijk. Velen onzer slapen overal, behalve
thuis. Op 30 Mei wordt de Exaltobrief aan Dr. Wimmer verstuurd. Het
anntal medewerkers was zeer
groot, ik meen 4.500. En den volgt op 6 Juni D-day en zijn wij zelfs op
Zondagochtend vaak "op de brugr". Met het naderen van de geallieerde
legers wordt het op straat steeds onveiliger, zelfs je fiets trachten ze
onder je weg te stelen en uren worden er verdaan op de
luchtbeschermingsposten.
Op 5 Juli wordt van Seggelen opgehaald, maar hij was net gealarmeerd
en ontsprong de dans. En dan volgt eind Augustus en begin September de
grondige duitse vlucht met aan het hoofd generaal veldmaarschalk Model,
die vanuit het Wehrmachtsheim aan de Oranjesingel zijn soldaten tracht
moed in te spreken door middel van een hier gedrukte dagorder, die
gretig van hand tot hand gaat. En dan eindelijk, is daar de grote dag,
Zondag 17 September. Na 4 dagen harde strijd, die velen onzer in een
eigen dagboek hebben opgeschreven, of voor altijd gegrift staat in onze
herinnering, is Nijmegen bevrijd. Weer honderden slachtoffers, weer
talloze geruineerde artsen, uiteindelijk zelfs 42, in ons district. Maar
al zijn de komende maanden tot de definitieve bevrijding in Mei 1945 ook
byzonder zwaar voor het belegerde Nijmegen, wij zouden nooit hebben
willen ruilen met hen in Noord Nederland, die nog een half jaar onder de
hak van de duitsers moesten leven. Wij hebben intens met hen meegeleefd.
Hun fiere artsenbrief in Januari 1945 was voor ons een sensatie. Maar
slechts met enkele woorden wil ik dit half jaar memoreren, omdat het nog
zo vers in ons gehengen ligt.
Allereerst een woord van hulde aan onze oudste, actieve collega van
Haaften. Hi j woonde het dichtst bij de brug mear hij en zijn gezin
wisten van geen wijken en geen gevaar en tijdens de heftigste
beschietingen kon je collega van Haaften, op zijn fiets, overal tegen
komen.
Hulde ook nu weer aan onze ziekenhuizen, die in de moeilijst denkbare
omstandigheden, - ik denk aan de zeven maander kelderbewoning - hun taak
op onnavolghare wijze vervulden; hulde aan aldegenen die werkzaam waren
in de noodziekenhuizen en sanatoria of die hun taak bij de
repatrieeringsdienst zo goed vervulden. Hulde aan onze buitenartsen,
vooral in het getroffen Noord Limburg, in Groesbeek en in de Betuwe.
Houdt moed, artsen, ook voor u zullen weer betere dagen aanbreken.
Met grote bewondering denk ik ook aan de bergen werk die in het
afgelopen jaar door U verzet zijn, collega Veeger. Wij hebben samen zeer
romantische reizen gemeakt, direct na de bevrijding van een nieuw gehied
in ons vaderland. Vooral de reizen via Duitsland naar Enschede, de reis
naar Groningen en Friesland, de reis near Bilthoven, waren voor mij
interessant, omdat ik daardoor een kijkje heb gekregen op Uw
organisatietalent en enorme werkkracht.
Ja, precies hetzelfde kan ik van mijn vriend Hustinx zeggen. Wij
hebben in hem een burgemeester gekregen, die zijn schouders durft zetten
onder een sisiphusarbeid, een arbeid die niet in dagen, maar in jaren
geteld moet worden, maar die ons een nieuw Nijmegen zal brengen, waaraan
zijn naam verbonden zal blijven. Wij zijn U en Mevrouw hoogst dankbaar
voor uw aanwezigheid op ons feest. Het is voor ons een symbool, dat ook
ons medisch opbouwwerk hier in Nijmegen door U met raad en daad gesteund
zal worden.
En nu een woord tot onze Haarlemmers, onze helpers in de nood Collega
Taalman Kip heeft op onze laatste landelijke vergadering gememoreerd dat
je veel mensen hoort kankeren over wat ze allemaal niet hebben, maar
niet de medici over hun medische huisraad. Zo is het ook bij ons; en dat
hebben wii alleen te danken aan de grootscheepse hulp die de artsen van
het district Haarlem, onder leiding van collega Thomee en Roorda, aan
ons geboden hebben. Onze dank moge op dit feest tot uiting komen.
Ik dank ook jou, Hoefnagels, als onze Commissaris van materiaal, die
al deze haarlemse geschenken in ontvangst hebt willen nemen en helpen
verdelen.
En tot slot mag ik zeggen: lest best Een woord namens al onze artsen
aan onze vrouwen. Er is wel eens gezegd: de artsenstrijd is Nederlands'
strijd en op deze ware leuze zijn wij, artsen, terecht trots. Maar wij
mogen wel eens en dan hardop zeggen: zonder hulp, zonder de zorg, zonder
de toewijding en vooral het medeleven van onze vrouwen: geen
artsenstrijd. Ook aan hen moge op dit feest onze dank tot uiting komen.
En nu is sinds enige dagen de Maatschappij en met haar onze afdeling
weer herleefd. Het fiere M.C.-schip Nijmegen is in behouden haven
geland. Wij hebben een uiterst stormachtige reis van vijf jaar tot een
einde gebracht. Moge de bemanning over zijn Commandant niet al te slecht
denken. Zelf denk ik niets dan goeds over allen, maar voora1 over jou
Wierdsma, met wie ik zo gelukkig heb samengewerkt; over jou Thuis, die
voor mij een voortdurend contact vormde met de buitenwacht; over jou
Hertzdahl, die mij moet vergeven, dat ik zowel aan het begin als aan het
eind van mijn reis, zijn volle scheepskas tot de bodem heb leeggefeest
en tenslotte mijn vriend van Vugt, die als vijfde bestuurslid in
gedachten in ons midden is. Ik geef vol vertrouwen de leiding van de
afdeling over aan collega Kras en ziin medewerkers. Maar bedenkt het
wel, Kras, de afdeling is ons in die vijf iaar erg lief geworden; wees
zuinig op ons troetelkind. En moge je erin slagen, met Gods onmishare
zegen, jarenlang te mogen werken voor haar welzijn en haar geluk. Ik heb
gezegd !
6 Januari 1946.
De G.V.M.
Weebers.
|