1851 - 1924 (73 years)
Has 2 ancestors and one descendant in this family tree.
1851 - 1924 (73 years)
Birth |
3 Feb 1851 |
Coevorden, Drenthe, Nederland |
Died |
10 Jul 1924 |
Montreux, Vaud, Confoederatio Helvetica |
|
Father |
J.F. van Heutsz |
Mother |
M L. Koeken |
|
Family |
Maria Henriette van der Zwaan |
Children |
| 1. Willem Charles van Heutsz, b. 12 Jun 1884, Medan, Sumatra Utara, Indonesia |
|
|
- Yes, date unknown
Died |
Yes, date unknown |
|
Family |
Generaal Joannes Benedictus van Heutsz, b. 3 Feb 1851, Coevorden, Drenthe, Nederland |
Children |
| 1. Willem Charles van Heutsz, b. 12 Jun 1884, Medan, Sumatra Utara, Indonesia |
|
|
- Yes, date unknown
Died |
Yes, date unknown |
|
Family |
M L. Koeken |
Children |
+ | 1. Generaal Joannes Benedictus van Heutsz, b. 3 Feb 1851, Coevorden, Drenthe, Nederland |
|
|
- Yes, date unknown
Died |
Yes, date unknown |
|
Family |
J.F. van Heutsz |
Children |
+ | 1. Generaal Joannes Benedictus van Heutsz, b. 3 Feb 1851, Coevorden, Drenthe, Nederland |
|
|
- Yes, date unknown
Died |
Yes, date unknown |
|
Family |
Generaal Joannes Benedictus van Heutsz, b. 3 Feb 1851, Coevorden, Drenthe, Nederland |
Children |
| 1. Willem Charles van Heutsz, b. 12 Jun 1884, Medan, Sumatra Utara, Indonesia |
|
|
1884 - 1930 (46 years)
Birth |
12 Jun 1884 |
Medan, Sumatra Utara, Indonesia |
Died |
22 Aug 1930 |
Neuilly-sur-Seine, Hauts-de-Seine, France |
|
Father |
Generaal Joannes Benedictus van Heutsz, b. 3 Feb 1851, Coevorden, Drenthe, Nederland |
Mother |
Maria Henriette van der Zwaan |
|
Family |
Barones Jeanne Henriette Gabrielle van Brakell van Wadenoijen en Doorwerth, b. 4 Jan 1885, Doorwerth |
|
-
Name |
Joannes Benedictus van Heutsz |
Prefix |
Generaal |
Birth |
3 Feb 1851 |
Coevorden, Drenthe, Nederland |
Gender |
Male |
Prominent People |
1904 |
Gov-Gen |
Death |
10 Jul 1924 |
Montreux, Vaud, Confoederatio Helvetica |
Person ID |
I479128 |
Geneagraphie |
Last Modified |
21 Feb 2007 |
-
-
-
Notes |
- beëindigde 1898-1904 Atjeh-oorlog
gouverneur-generaal, 1904-1909
Van Heutsz werd in 1873 op eigen verzoek naar Nederlands-Indië gezonden. Van 1874 tot 1877 en in 1880–1881 diende hij in Atjeh, waar hij zich door zijn onverschrokkenheid en vaak harde optreden onderscheidde. Na een verlof in Nederland ging hij in 1889 opnieuw naar Atjeh. Teruggekeerd in Batavia liet Van Heutsz in 1893 de brochure "De onderwerping van Atjeh" (1893)verschijnen, waarin hij pleitte voor een krachtig aanvallend optreden als enig middel om aan de al sinds 1873 slepende Atjeh-oorlog een einde te maken. Hij kreeg hierbij steun van Christiaan Snouck Hurgronje, de bekende Arabist en islamkenner, die als adviseur van de Indische regering grote invloed had. Door het ‘verraad’ van het Atjehse hoofd Teukoe Oemar in 1896 kreeg Van Heutsz in 1898, intussen bevorderd tot generaal en gouverneur van Atjeh, de kans zijn ideeën in praktijk te brengen.
In 1904 bij zijn vertrek uit Atjeh was de onderwerping van dat gewest nagenoeg voltooid. Hoog in aanzien bij koningin Wilhelmina, werd Van Heutsz, na een triomfantelijke ontvangst in Nederland, nog datzelfde jaar tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië benoemd. Tijdens zijn vijfjarig bewind heeft hij, met steun van Hendrikus Colijn, die nog onder hem in Atjeh had gediend, het Nederlandse gezag tot in alle uithoeken van de archipel gevestigd. Onder zijn bestuur werd door de oprichting van de zgn. dessascholen het inheemse volksonderwijs belangrijk uitgebreid.
trad op zijn 16de jaar in dienst als volontair bij het instructie bataljon te Kampen en werd in Augustus 1872 benoemd tot 2den luitenant der infanterie. Naar aanleiding van het uitbreken van den Atjeh oorlog vroeg en verkreeg hij in 1873 overplaatsing bij het Indische leger, was een jaar te Soerabaja in garnizoen en kreeg in November 1874 plaatsing op Atjeh. Al dadelijk onderscheidde hij zich daar in die mate, dat hij in November 1875 de Militaire Willemsorde 4de klasse verwierf. Nadat hij in 1876 eerste luitenant was geworden, volgde overplaatsing en werd hij plaatselijk adjudant te Soerabaja, van waar hij Januari 1879 weer naar Atjeh vertrok. In datzelfde jaar slaagde hij voor het toelatingsexamen tot de Hoogere Krijgsschool, doch kon niet worden geplaatst; toen zich in 1881 dit geval herhaalde, vroeg en verkreeg hij verlof buiten bezwaar van den lande, kwam in Nederland voor zijn belangen op en kreeg zijn plaatsing. Najaar 1883 naar Indie teruggekeerd, werd hij bij verschillende wapens gedetacheerd en bereikte in 1886 den kapiteins rang. Als zoodanig was hij eenige jaren werkzaam op het hoofdbureau van den generalen staf, tot hij in Augustus 1889
benoemd werd tot chef van den staf van generaal Van Teyn, gouverneur van Atjeh.
In deze positie ijverde hij voor een krachtig aanvallende taktiek. Meermalen onderscheidde hij zich in 1890 bij gevechtshandelingen, waarbij hij eenmaal een zeer ernstige schotwond in de borst kreeg; dit optreden bracht hem 6 januari van dat jaar de eeresabel en 7 October keuze bevordering tot majoor. Toen Van Teyn plaats maakte voor een anderen gouverneur, vroeg Van Heutsz overplaatsing en werd in 1891 bataljons commandant te Meester Cornelis. Hier publiceerde hij in 1902 zijn opzienbarende brochure "De onderwerping van Atjeh", waarin hij betoogde met niet meer troepen, dan nu in de geconcentreerde stelling lagen, Atjeh te kunnen veroveren. Voorshands werd hem evenwel geen gelegenheid gegeven zijn betoog waar te maken.
Van medio 1893 tot januari 1893 vertoefde hij wegens ziekte in Holland, waar hij in 1894 tot overste werd bevorderd. Na herstel was hij eenigen tijd gewestelijk militair commandant van Sumatra's Oostkust, maar werd, na den afval van Toekoe Oemar den gouverneur van Atjeh toegevoegd. Ook nu verrichte hij een aantal stoutmoudige daden, die hem in 1897 de Militaire Willemsorde 3de klasse en buitengewone bevordering tot kolonel brachten. Eindelijk kon hij, gesteund door den G.G. Van der Wijck en den bekwamen adviseur Dr. C. Snouck Hurgronje, geheel zijn zienswijze uitvoeren, toen hij 25 Maart 1898 gouverneur van Atjeh werd. Na een reeks uitzonderlijke daden kon in 1904 het groote werk als voltooid worden beschouwd.
Van Heutsz was intusschen generaal-majoor geworden (1898), ridder van de NederIandse Leeuw (1899), commandeur van de M.W.O. en luitenant-generaal (1901)), adjudant-generaal van de koningin (1902) en grootkruis M.W.O. (1903).
Het volgende jaar benoemde de koningin hem tot Gouverneur-Generaal. Hij voerde de landvoogdij van 1 October 1904 tot 18 December 1909 en zette het Atjehbeleid ten aanzien van de andere Buitenbezittingen voort. Tot in de verste uithoeken werd het Nederlandsch gezag gevestigd, waardoor de noodzakelijke basis werd gelegd voor de economische ontwikkeling en exploitatie.
Van 1910 tot 1922 was Van Heutsz in Holland gevestigd; toen moest hij een zachter klimaat opzoeken en vertoefde afwisselend te Meran en te Montreux.
|
|
|
|