Share Bookmark
Jaarverslag 1941-1946.

Dames en Heren,

Dit is het moment, waarnaar ik al maanden verlangend heb uitgezien.

DIT is het moment, waarop ik als groepsvertegenwoordiger van de kring Nijmegen en O. rekenschap en verantwoording mag afleggen over het gevoerde beleid gedurende vier jaar van verzet tegen de Duitsers en een jaar van ontzet met de Engelse - en andere geallieerde vrienden.

Het begon zo rustig en kalm. Op de jaarvergadering van 1941 droeg collega Enneking geheel reglementair de leiding van de kring aan mij en mijn bestuur over, en de enige zorg die ik op dat moment had, was, of ik wel waardig was en in staat zou zijn om de voetstappen te drukken van een zo bekwame voorganger. Maar ik was van mening dat de dreigende hand van de bezetter steeds meer zou drukken op ons openbaar leven en dat de werkzaamheden van de kring tot een minimum zouden inkrimpen.

Het bezoek in Febr. 1941 van Frau Collega Hering aan de gecombineerde vergadering van afdelingeraad en kringbestuur, om de toelating te verzoeken van haar man en haar zelf tot de Nederl Maat. van geneeskunde, gaf ons nog geen schok. Haar mededeling, dat haar man binnenkort als voorzitter van een artsenkamer op miJu stoel zou zitten, deed ons hoogstens medelijdend glimlachen.

Had ik geweten, dat ik een jaar later een halve dictator onder U zou zijn, die U zou dwingen een stuk van uw inkomen af te staan, die U zou dwingen om zwart op wit aan de Rijkscommissaris te verklaren, dat U have en goed, ja zelfs uw leven op het spel moest zetten voor de eer van uw geweten als arts en als Nederlander , ja dan ..............

Je m'accuse, mijne heren, ik beschuldig mij van dictatuur. Maar ik garandeer U,... wanneer ik weer onder dezelfde omstandigheden voor dezelfde keuze zou geplaatst worden ik zou weer dezelfde weg kiezen. En gij alIen, zoudt weer als een man, u scharen achter mij of een andere g.v.m.

Want als er iets vandeag mij van het hart moet, is het dit, dat ik die taak niet had kunnen volbrengen zonder 15 estafettes en zonder 150 artsen, die voorop gestreden hebben in M.C. Nederland. Hen allen zal ik mijn heIe leven als mijn vrienden blijven beschouwen!

Het is voor mij verder een punt van gerechtvaardigde trots, dat Nijmegen altijd te boek heeft gestaan als een van de beste afdelingen van M.C., dat slechts 5 leden van onze afdeling, de artsen Dagevop, Feikema, den Hartog, Lampe, en Zeydner landverraad hebben gepleegd, en dat de andere N.S.B.ers en collaborateurs, die in Nijmegen aanwezig waren of gekomen zijn, toen niet tot onze kring behoorden en ook nooit zullen behoren.

Onze 15 estafettes !

Wat zegt dat woord estafette weinig.

Het waren artsen die bereid waren, in het Canisius ziekenhuis elke maand zowat, te vergaderen onder het portret van onze Koningin, met papieren op tafel, die bij een overval van de Sicherheitsdienst de kogel en tuchthuisstraf tegelijk betekend zou hebben. Het waren artsen, zoals helaas de afwezige van Rij, onze Josef GoebbeIs, onze propagandist, die ons elke morgen op het Wilhelmina ziekenhuis se laatste nieuwtjes vertelde, en als het kon de nieuwtjes die komen zouden . Ja, van zijn blakend optimisme, hebben wij geleefd. Wat een tegenstelling vormde hij, met die mensen, die vooral niet fout waren, maar die, omdat zij niets deden, ons en het Nederlandse volk het zo broodnodige dagelijkse voedsel, dat het verzet moest

voeden, uit onze monden gehouden hebben.

En dat voedsel was, in een plaats als Nijmegen, die vanaf Jan. 1943 bestuurd werd door landverraders, hard nodig. De burgemeester was fout, de commissaris en inspecteurs van politie waren N.S.B.rs, de directeur van de arbeidsdienst was mis, de directeur van de geneeskundige dienst was te goed voor ons, en zo kunnen wij doorgaan.

Onze stad was bovendien de stad van het Duitse recht, waar het hoogste Economische gerechtshof en de laffe raad der Nederlanden zetelden. Al die staatsdienaren, die bleven zitten, om ons zogenaamd te

redden, dreigen nu weer de figuren te worden, waarvan wij het hebben moeten.

Dat klopt, dames en heren, lafheid en ijdelheid gaan hand in hand.

Maar gelukkig waren hier, ook onder de politie en p.t.t. beambten die in functie bleven, rechtgeaarde vaderlanders, die aan onze artsenorganisatie tot op het laatste moment hun onmisbare steun hebben gegeven.

En den was er de grote groep van estafettes, die het eigenlijke estafette werk deden. Zij gingen er in weer en wind op uit, Zaterdag ‘s avonds laat en Zondag 's morgens vroeg; meestal op de fiets of op een motor, twee jaar lang, om berichten rond te brengen, om brieven en geld te ontvangen. Een ondankbaar werk, maar voor het welslagen van onze actie .... noodzakelijk werk. Welnu, door de hulp van jullie, Bahlmann, Mej. Gelderman, Goemans, van Hasselt, Kras, Lagerwerff, Meuwese, Munting, Schreurs, Tordoir, Thuis, Rypperds Wierdsma, van Veen en Wijnands is dat werk schitterend geslaagd. Hulde en dank voor dit echte M.C. werk in het Rijk van Nijmegen ! Ja, niemand zal mij kwalijk nemen, als ik toch nog een estafette hieruit pik, die ik extra in het zonnetje wil zetten, omdat hij ook extra gewerkt heeft. Wat Tordoir allemaal deed ? God weet het; maar hi] was een "zware jongen". Als hij mij zo met een link oogje nodig had, was altijd het genoegen aan zijn kant, want je wist nooit van te voren, in wat voor raar complot je gesleept werd.

Tot slot wil ik twee estafettes huldigen, die ik nog niet genoemd heb, omdat ik in mijn hart voor hen altijd een extra plaats zal bewaren, Het zijn twee grote vrienden, Jan Coebergh en Daan van Vugt. Zij werden door de duitsers vermoord; de twee edelste artsen uit ons midden. De twee die het dapperst gevochten hebben. Jan Coebergh als een reus, een Goliath die elke mof wel fijn wilde knijpen. Daan van Vugt, als de tengere, als de dappere David, die durfde omdat hij geloofde; geloofde dat het Nationaal Socialisme, duivels werk was. Het offer van hun leven is de prijs die wij Nijmeegse artsen voor onze vrijheid betaald hebben. Daarom zullen wij hen nooit vergeten en hun nagedachtenis altijd met dankhaarheid eren.

Nu sla ik het geschiedenishoek van het Nijmeegse M.C. open; haar stichtingsdag is voor mij een zeer warme lente zondag, 8 Juni 1941.

Op die dag werden de voorzitters der kringen naar Amsterdan opgeroepen, om met de Voorzitter der Maatschappij te beraadslagen over het ultimatum van dr. Reuter.

Het was een vergadering die nooit uit mijn herinnering zal verdwlinen. Een paar uur lang werd er gedebatteerd over de beruchte 12 punter, en over het al dan niet aanvaarden van een duitse bestuurs-commissaris, of van de N.S.B.-leider van het medisch front als adviserend lid. En toen nam gij Dr. Brutel, het woord. Ik zie U daar nog staan, achter in de hoek van de volle kamer, voor de meesten van ons jongeren een onbekende. U sprak recht uit het hart, met een zeldzame overtuiging en overredingskracht. Dat was geen "intuitie zoals hij uw tegenstander, dat was weten. Wat u letterlijk zei? "Mijne Heren, wij zijn op de verkeerde weg. Hier is geen sprake van kiezen tussen punt een of twee; dit is geen medische zaak; dit is een Nederlandse zaak.

Wij artsen, staan overal midden tussen ons volk, in een hevoorrechte positie; de mensen zien naar ons op en willen ook naar ons opzien. Wanneer vandaag de heslissing verkeerd valt, en wij blijven ons mengen in politiek duits gedoe (punt een) of nog erger in N.S.B. politiek (punt twee), dan zullen onze patienten op ons neerzien, en dan hebben wij dat verdiend. Van onze houding vandaag hangt zowel voor de duitsers als voor ons volk, veel af. Ik weet dit. In deze kwestie mag de vrees, mogen de financien geen rol spelen. Wij doen niets onwettelijks. Maar wij willen nederlanders blijven, voor de volle honderd procent.

De kapitein had gesproken, de matrozen stonden klaar, M.C. ging zee kiezen. Wij zouden geen onderduikers worden, maar bovengrondse strijders, en wij zouden onze vijand laten weten wat wij deden, zwart op wit, met onze naam eronder. Brutel, dit fiere strijdprogram, zal in de geschiedenis van Nederland jouw neam blijven dragen! De geheurtenissen volgden elkaar snel op. Na talloze beroadslagingen besloot het Hoofdbestour op 19 juni te blijven zitten, en dan de N.S.-er als adviseur te aanvaarden. Zou op hen toepasselijk zijn geweest, het woord van een van onze dichters: " 's Nachts konden zij niet slapen van het denken, en overdag konden zij niet denken van de slaap?" Maar ere wie ere toekomt, drie van hen traden

direct af en de overigen volgden hun voorbeeld op 27 September 1941, nadat door het bedanken van vele afdelingen de maatschappij leeg gestroomd was, en nadat de algemene vergadering van 27 en 28 September verhoden was. Ook onze afdeling had bedankt, maar niet dan na een klinkende afscheidsvergadering. Op de gedenkwaardige zondag van 20 Juli, de dag dat Rusland inde oorlog kwam, werd een volksgezondheidsdag georganiseerd, met Dr. Koenen, Dr. Mol, en Dr. Forst als sprekers, en werd onze kas grondig leeggefeest.

De vakantie brak aan.

Op een middag in Augustus ontving ik bezoek van collega Ferguson uit Bennekom, hij vertelde mij, dat hij zijn vakantie gebruikte, om in het oosten van ons land M.C. te organiseren, dat intussen officieel in de

stationswachtkamer te Zutphen gesticht was. Wij zouden met de kringen Tiel, Ede, Arnhem en Apeldoorn een district vormen. Hij zelf stond dan weer in nauw contact met collega Roorda uit Haarlem, die ons aanvankelijk centraal vertegenwoordigde. Een brief van vier kantjes gericnt aan de nederlandse artsen in de eerste Septemberdagen van 1941, eveneens naar ik meen, van Roorda's hand, ontkleedde de 12 eisen van Reuter en stelde zonneklaar in het licht, wat er achter al die camouflage voor plannen schuil gingen.

Het Nederlandse publiek heeft toen en in later dagen zo dikwijls verkondigd, dat de artsen, gemakkelijker den welke groep ook, openlijk verzet konden bieden aan de Duitser, omdat zij voor de verzorging van ons volk onmisbaar waren. Het omgekeerde was waar. Reeds in 1941 had Duitsland nergens meer behoefte aan dan aan Nederlandse artsen, met het oog op hun gedegen vakkennis en de kennis van de Duitse taal. Reeds in 1941 liep Reuter met een bevel op zak, om zo spoedig mogelijk, 2000 Nederlandse artsen te "leveren". De zogenaamde registratie in een artsenkamer de eis tot gelijknamige verdeling van artsen en specialisten waren allen aanloopjes tot deportatie. Met dit geld werden toen al de aanwerving van N-S.B. artsen door de Duitsers geprobeerd en gepropageerd. Nog 2 feiten herinner ik mij uit November 1941, die ik niet onvermeld wil latent Het eerste was een brief van het distributiekantoor uit Ede, waarin Ferguson mij verzocht op een Zaterdagmiddag in een cafe in Ede te komen. Wij troffen daar elkaar en zaten met een glaasje bier aan een tafeltje te midden van "Wehrmachtsanhörige". Hij legde een stelletje papieren op tafel en verkondigde, dat dat het ontwerp was voor de artsenkamer, alleen de handtekening van Seys Inquart was nog nodig om het ding te bekrachtigen. Ik kon het een paar dagen meekrijgen ter multiplicatie. Voor het eerst voelde ik mij niet op mijn gemak en dat werd er niet beter op toen op mijn terugreis in de electrische trein van Ede naar Arnhem een S.S. officier naast mij ging zitten. Maar alles went, en het was misschien wel heel veilig.

Een andere bijeenkomst in November was van geheel andere aard. Na het lezen van het artsenkamerontwerp waren Coebergh en ik er meer dan ooit van doordrongen, dat wij het bijgaande formulier nooit moesten tekenen. Toch waren hier in Nijmegen, ook onder de hoge katholieke geestelijkheid, personen van mening, dat dit tekenen niet in strijd was met onze eer en geweten. Volgens hen was hier geen sprake van materiele medewerking, maar slechts van- ongevaarlijke- formele medewerking. Wij achtten deze zaak zo belangrijk, dat wij het bestuur van de R.K. artsenvereniging om een duidelijk advies vroegen. Als antwoord werden wij uitgenodigd op een namiddag vergadering van het dagelijks bestuur, in het pikdonker Utrecht, waar ook aanwezig waren collega Barnhoorn en Leenaerts en Mr. de Vreeze en als geestelijk adviseur de officiaal van het aartabisdom, Prof. v.d. Loo. Daar is een hartig woordje gedebatteerd, maar het eindresultaat was zeer bevredigend. Niet op grond van materiele of formele medewerking, naar op grond van het "Führerprinzip" dat ook aan het ontwerp van de artsenkamer ten grondslag lag, moest elke medewerking in geweten worden verhoden. Dit gebeurde dan ook in een brief, die de, R.K. artsenvereniging aan haar leden deed toekomen. Voor het eerst tekende zich het verzet af' dat later gevoerd zou worden door de gezamenlijke Nederlandse Kerken en de artsenwerels, een verzet waaraan het nederlands volk zo ontzaglijk veel te danken heeft. Toen dan ook eind November M.C. ons uitnodigede om een ondertekend schrijven aan de R.Commissaris te sturen waarin wij onze bedenkingen tegen de artsenkamer kenbaar maakten, mocht ik vam vrijwel alIe artsen in onze kring deze brief ter doorzending in ontvangst nemen. Deze alom bekende brief, die later van hand tot hand ging, werd door 4.500 artsen geschreven en op 5 December, Sinterklaasavond bij de Rijkscommissaris bezorgd.

Toch volgde natuurlijk de instelling van de artsenverordening, en werden wij allen op 19 December 1941, na opheffing van de Maatschappij automatisch lid van de artsenkamer en zij, die ziekenfondspraktijk uitoefenden bovendien nog lid van de Ver. Voor Ziekenfondsartsen.

De President van de artsenkamer gaf dadelijk zijn eerste ~beshikkingen uit, met als gevolg dat 3500 artsen hem schriftelijk meedeelden dat zij aan deze beschikking niet zouden voldoen

Van toen hebben wij gezamenlijk en individueel gestreden tegen de aanvallen van de N.S.B. en de duitsers. Gezamenlijk met brieven.

Ja, collega Taalman Kip, weet jij nog hoe veel keer ik bij jou aan boord ben geweest, weet jij nog hoe dikwijls wij naar Utrecht zijn geweest met o.a. die romantische vergadering in het gesloten spookhuis, weet jij nog hoeveel kerenwij, alleen maar ter overhandiging van brieven, van die obscure samenkomstjes hadden met dikke jassen op het uiteinde van het perron in Arnhem?

Een anecdote heb ik uit mijn dagboek nog eens opgepikt. Het was op 26 Maart 1943, een mooie lenteavond. Ik stond al een half uur op je te wachten op het perron, en je kwam maar niet. Opeens kwam je aangerend, met de lichte regenjas aan, ter herkenning in het schemer donker. En toen kwam het er met horten en stoten uit; ''Ik kon geen perronkaartje krijgen, dat was net verboden en ik wist zo gauw niet hoe je te bereiken." Maar toen kreeg ik een lumineus idee: ik kocht een kaartje naar Elst. Maar de juffrouw achter het loket keek mij ongelovig aan en zei: "Kom mijnheer, als U een afspraakje hebt, moet U toch ook weer van het perron af ". "Ik zal U een retourtje naar Elst geven".

Twee weken later was ik weer bij je - het was Vriidagmiddag 9 April op je bovenkamer, temidden van drie deftige admiraalsporttetten.' Ik voelde mij aan boord van een slagschip in de strijd. 'Je gaf me verslag in korte zinnen. Dat Emous Follmer en jij op woensdagmiddag 7 April 1943 door de S.D. gedwongen werden de joden in de ziekenhuizen aan te wijzen. Maar dat jullie weigerden en daarna werden opgepakt. Dat 's avonds de Arnhemse artsen bij elkaar kwamen en Beker als afgevaardigde naar burgemeester Bloemers ging om mee te delem, dat wanneer de drie artsen niet op donderdag morgen 8 April zouden ziin vrijgelaten, zij allen hun werk zouden neerleggen en de ziekenhuizen zouden sluiten. Burgemeester Bloemers deed er nog een schepje boven op en stelde zijn burgemeestersambt eveneens ter beschikking. 'Dit alles werd door de burgemeester aan het hoofd der S.D. Herr Albrecht meegedeeld. 's ochtens zijn de artsen vrij. Daverende vreugde. Maar jij Kip wordt apart a faire genomen. Je brieven zullen opengemaakt worden. Je telefoongesprekken zullen worden afgeluisterd. Je gangen zullen worden nagegaan. En dan zeg je mij: "Ik heb mijn conclusies getrokken; 't is voor mijn vrouw en kinderen en ook voor M.C. het beste: ik moet bedanken." Toen, Kip, kwam er een brok in miin keel, ik heb niet veel meer gezegd, maar ben weggegaan in een donkere dag.

Beker deed een paar zomermaanden het D.V.M. werk, samem met de Graaf, maar in Juli kwam je al een paar keer door achterdeurtjes binnen en in Augustus 1943 kwam je bij me met een hele sleep illegale werkers, voor de voorhereiding van de repatrieering.

Zo is er een vriendschap tussen ons gegroeid, gesmeed in.het verzet.' En daarom ben ik zo blij je vandaag met je vrouw in ons midden te zien. De trotse M.C. schepen Arnhem en Nijmegen, zij hebben bemanningen gehad, die tot de dapperste van heel Nederland behooort hebben. Zij zijn beiden in de strijd deerlijk gehavend. Maar Arnhem en Nijmegen zullen beiden herrijzen, schoner dan te voren, in echte Gelderse rivaliteit.

Het voorjaar 1942 bracht nog geen ernstige artsenstrijd. Duiteland won nog van Europa op alle fronten. Wel probeerde de N.S.B. de baasntjes krijgen; maar ook wij organiseerden ons hechter. Alleen de jodenvervolging nam in ernst en onvang toe. Die zomer moesten de artsen het opnemen tegen die directies van ziekenhuizen en sanatoria die de jodenbordjes niet wilden verwijderen, of die niet weigerden joodse patienten uit te leveren. Maar in September brandde de strijd los. Wij verenigden ons bijna elke morgen even in de dokterskamer van het Wilhelminaziekenhuis. Hier was onze brug. Van hieruit gingen onze (???) Wat hebben wij veel te danken aan dit horzelnest elkaar opporden in moed en vertrouwen en een onverzettelijke wil

En toen dan ook de aanmeldingsplicht, voor de artsenkamer door de moffen geeist werd, weigerden iedereen. De torpedoaanval op het slagschip Nijmegen werd gemakkelijk afgeslagen In de strijd viel slechts een man overboord, de oude 1ichtmatroos Piet Plantenga, maar deze werd de volgende dag weer aan boord gehesen, en was de vreugde over zijn wonderbaarlijke redding algemeen.

Zo hebben van de 7000 artsen slechts l500 waaronder 250 N.S.B.ers en 600 Joodse artsen (die door ons steeds zijn aangeraden niet deel te nenen aan het verzet) de formulieren ingezonden. Een regen van hoge boetes volgde, en zelfs intrekking van artsenbullen. Wij onttrokken ons toen aan de macht van Croin door gebruik te maken van art. 5 lid 2 van de artsenverordening zelf en door per brief aan Croin te verklaren dat wij afstand deden van de bevoegdheid tot het uitoefenen van het beroep van arts. Hierdoor verloren wij gelijktijdig het recht de titel "arts" te voeren. Deze actie op 24 Maart l943 werd een reuze succes. In Nijmegen waren wij zonder assistenten 120 man sterk; 120 souches kwamen binnen. 6000 artsen verzonden de brief, en overplakten het woordje arts op hun spreekuurbordjes. Zelfs enkele N.S.B. artsen durfden niet achter te blijven uit vrees voor molestatie door het publiek. De Nijmeegse burgemeester Lokhorst zond ons 3 dagen later een briefje, waarin hij ons verzocht , om toch de bevolking te willen inenten tegen difterie, ofschoon wij geen arts meer waren. Maar tegelijkertijd gaf hij aan de politie de opdracht om bij de Apothekers te speuren naar recepten, waarop het woord "arts" was doorgestreept. Het resultaat was nihil, daar de apothekers deze recepten direct verscheurd hadden!

Na enkele dagen grepen de duitsers in. Op 30 Maart schreef Verwey ons, dat de bezettende macht deze actie als een "bewuszte Störung des Offentlichen Lebens betrachtet". De eis was, dat de oude toestand weer moest worden hersteld, de titel "arts" weer moest worden ingevoerd, de overplakkingen van de naambordjes moest worden verwijderd enz. enz. Wij hebben deze eis ingewilligd, daar onze actie niet direct tegen de bezettende macht, maar tegen de artsenkamer gericht was. Ter vermijding van elk rnisverstand schreven wij echter aan Verwey (brief van 5.500 artsen) dat wij ons niet meer als lid vap de artsenkamer beschouwden en dat wij, indien de bezettende macht van oordeel was, dat wij door hun verklaring geen geneeskundige handelingen zouden mogen verrichten, bereid waren deze consequenties te aanvaarden.

De rust keerde terug, de boetes werden ingetrokken en het prestige van de artsen kamer had een- afdoende klap gekregen. De onrust van deze week werd ruimschoots beloond.

Deze strijd om de artsenkamer vormde het "piece de milieu" tussep twee andere acties, die evenzeer van groot belang waren, nl. de ziekenfondsstrijd van Januari.1943 en de ziekenhuisstrijd van. Apri1 1943.

In de eerste helft van Januari ontvingen de G.V.M.'s namelijk een uitvoerige estafette die over vijf punten handelde: 1. aanstelling van gemeenteartsen 2. aanvaarden van ambten onder de N.S.B. leiding. 3. Artsen naar Duitsland 4 ontslag uit de diensten om politieke redenen 5. het ziekenfondswezen in N.S.B. handen.

Burgemeester Lokhorst wilde, als een trouwe satetliet van zijn partij, direct de gemeentediensten in duitse geest moderniseren. Maar de directeuren van de gemeentediensten gaven niet thuis. Slechts enkelen konden gevangen genomen worden. En zo verdween ook jij van Ewijk uit ons midden jouw romantische vlucht van boord, met behulp van de loods Tordoir was een staaltje van knappe techniek maar nog meer van kordate plichtsbetrachting. De lafaard die jou opvolgde was geen man van staal.

Ondertussen speelde zich aan boord een vermakelijk schouwspel af. Wij moesten brieven schrijven aan elk ziekenfonds, waarean wij verbonden waren, dat wij onze werkzaamheden zouden neerlegen, indien Croin ook hierover baas zou gaan spelen.

Ofschoon.op Zaterdagmiddag anders de meeste manschappen gaan passagieren, zat iedereen.op Zaterdag 30 Januari druk minnebrieven te schrijven. Toen ik Zaterdagavond de bus ledigde en de post controleerde, waren er door 82 matrozen liefst 470 brieven geschreven, waarvan door Ligterink alleen al 9. Dat ging dus razend vlot. De andere brievenschrijverij n.1. in April.voor de ziekenhuisbesturen tegen de nazificering van de ziekenhuizen, liep heel wat moeilijker van stapel. Immers, deze besturen voor.het merendeel uit niet-artsen bestaande, waren niet ge:schoold in de strijd en hadden niet genoeg propaganda a la van Rij geslijkt. Maar in ons district hebben wij allen de. brief aan de rijkscommissaris geschreven en op 29 April bleek 90% der ziekenhuisbedden "getekend" te hebben.

Op 28 Maart werd Hollander met zijn hele familie opgepakt en naar Westerbork gebracht. Tine Gelderman weet nog maanden lang contact met hem te houden, maar langzamerhand sterft zijn stem weg. Hij is met de zijnen in Auswitz geweest. Wij vrezen dat wij deze joodse collega, die wij om zijn vaderlandse houding en zijn hulpvaardigheid aan zijn rasgenoten, zo zeer bewonderd hebben, nooit zullen terugzien. Ook Hertzdahl en van Gelder verdwenen uit ons midden, maar aan hun terugkeer wanhoopten wij niet.

Ja, de jaren '42, '43 en '44 heeft velen onzer in de gevangenis en in het concentratiekamp gebracht; zovelen dat ik vrees dat mijn verslag op dit punt onvolledig is. Zij werden uit onze strijd gerukt om te lijden voor ons vaderland en onze overtuiging. Maar als zij tussen de vier muren zuchtten of aan slavenwerk bezig waren, dan wisten wij en dan wisten zij, dat wij voor een gemeenschappelijk doel vochten en dat alle lijden niet in staat zou.zijn om hun en onze wil te breken.

De rij werd geopend in 1942 door Seldenrath, die al die jaren in Oranienburg in het concentratiekamp zat, omdat hii op een lijst van de winterhulp schreef: "ik geef niet aan de moffent". Dan volgde Groeneveld, wegens actieve hulp aan joden verleend. Hij wist te ontsnappen uit het politiebureau van Nijmegen en dook in Parijs onder. Een half jaar later werd hij tijdens een razzia weer opgepikt en.naar Buchenwald en Nordhausen verpakt. Ook zijn concentratie voor het nazidom leed schipbreuk, want ongebroken van geest keerde hij in Juni 1945 terug. Hun beider behouden terugkeer was voor ons een feestelijke gebeurtenis. Hun medische ervaringen in de duitse concentratiekampen voegden nieuwe bladzijden toe aan de germaanse cultuurwetenschap, n.l. die van het medisch sadisme.

In begin 1943 werden Scheffers en Noorduyn "in bescherming genomen" Hun terugkeer in het najaar werd radicaal gevierd. Zo vergaapten en veraten wij ons aan een taart met 50 eieren op 13 october 1943 ten huize van de Noorduyns. Alles natuurlijk in de duisternis.

De Meimaand 1943 die zo onrustig was in ons vaderland, de algemene staking, de laffe gevangenneming der militairen, de talrijke doodvonnissen de beginnende hongersnood, het tentamen suicidi van van Genechten, bracht ons de stilte voor de storm.

Op 23 juni volgde een tweede brief aan Seys Inquart, als reactie op diens verordening no. 49 van .18 Mei l943 over het neerleggen van de ambten. Maar nu barstte de bom.

In de nacht van Vrijdag op Zaterdag 26 Juni we:d ik om een uur door de rentmeester van het Canisius Ziekenhuis, de heer Wijffels gewaarschuwd dat Enneking, Rademaker en Muskens opgepakt zouden zijn. Rechtsr en links wordt ons telefonisch alarmstelsel voor het eerst in werking gezet. "Collega kom onmiddellijk, er dreigt een uterus ruptuur !" en ondanks luchtalarm en een bom die vlak bij mij in de Houtlaan valt, bereik ik veilig mijn onderduik station.

De volgende morgen om half 6 in het Canisius Ziekenhuis, is de eerste die ik tegen het lijf loop Enneking. Hij meent dat de rel incidenteel is maar bij thuiskomst blijkt mij, dat Knaven, v.d. Made, Rademaker, Woltring en Thuis van boordc zijn gesleept en Veeger deelt mij uit een telefoontje met Banning mee, dat diezelfde nacht alleen in den Haag 150 medici naar Amerafoort vervoerd zouden ziin.

Diezelfde middag heb ik met Jan Coebergh consult in Arnhem. Daar blijken 7 slachtoffers te zljn, waaronder drie chirurgen. Ook met prof. v.d. Lee in Utrecht onderhoud ik telefonisch contact. Afwachten is het parool, ondertussen wordt het alarm systeem Tordoir nauwkeurig opgezet. De zondag en maandag verlopen vrij rustig, maar dinsdagavond 29 Juni om 8 uur krijg ik bericht uit Bemmel dat Noordij is opgepakt. Om half 9 zit ik bij Jan.Coebergh om hem dit te vertellen, toen ik agent Wiebe in burger het tuinhek in zie stappen. Twee minuten later is het:gebeurd, onder de leugen. "O nee, dokter, het is alleen maar om op het politiebureau uw persoonsbewijs na te kijken". Nog even krijg ik in de gang een bevlieging, hem na te lopen, en samen Wiebe neer te slaan, maar.dan gaat de telefoon, en meldt mijn dienstmaagd, dat ze net bij mij ook zijn geweest. Dan is mijn besluit genomen. Ik waarsehuw v. Vugt, die al blijkt weg te zijn, en de drie ziekenhuisdirecteuren, Bär, Enneking en Furstner. "Beter verduisteren" is bet parool. Op 1 April blijken er 360 artsen door deze actie in Amersfoort gevangen te zijn, maar het aantal ontsnapten door onderduiking is waarschijnlijk tienmaal zo groot. Want toen de Moffen enige dagen later ook tegen de huisgezinnen van de artsen represailles gingen nemen, werd de onderduiking algemeen. In Venlo verdwenen b.v. alle artsen, een ging er zelfs met een verhuiswagen met zijn meubels er vandoor. En bij ons in Nijmegen werden alle poliklinieken nagenoeg gesloten, en werd de ziekenhuisdienst amper gaande gehouden. A1s gevangenen op 1 April zijn nog weggevoerd: Beckers, Hartog, Meuwisse en Mevr. v. Hoorn v. Heel, terwijl van Vugt, Tordoir en Bahlman maar net de dans ontsprongen zijn door een overhaaste vlucht van de radio weg. Zij zaten te luisteren naar de uitzending van de doopplechtigheid van prinses Margriet.

Op mijn onderduikstation aan de Heiweg is het erg gezellig, een soort vakantie na een spannende tijd. Allerlei interessante.berichten worden mij gebracht, o.a. over een omsingeling van het Binnengasthuis te Amsterdam. Wijnands is mijn boodschapper en komt veel luieren, wijn drinkin en eten. Het lijkt erop, of wij worden vetgemest voor de martelpaaI. Fückerman uit Arnhem onderhoudt het districtscontact via mijn vrouw. De eerste Juli verloopt rustig. Op twee Juli verzoek ik aan Lintsen, om de artsengezinnen zoveel mogelijk van contant ziekenfondsgeld te voorzien. ‘s Avcnds vertelt Churchill door de radio, "Wij komen voor het vallen der blaren". Dat geeft de burger weer moed. Achteraf blijken het de blaren van volgend jaar te zijn Op 3 Juli ‘s middags wordt Mevr. De Kat Angeline nog opgepakt, en ‘s avonds staat in de courant dat de praktijkkamers der artsen verzegeld zullen worden en de vermogens der artsen verbeurd verklaard. Ziezo van het slijk der aarde zijn wij tenminste bevrijd! Die nacht komt Wiebe nig eens aan mijn deur. Wat een bestaan, zo’n nachtvisite voor niks! Maar voor mijn vrouw en voor zovele artsenvrouwen is het een afschuwelijke tijd. Ook op 5 Juli 's morgens om 6 unr trekt hij weer aan de bel. Ik kan miijn buitenverblijf nog niet verlaten.

Maar diezeltde dag komen er berichten over een Godsvrede. Als dat waar zou zijn, moet er door de Moffen van te voren iets niet " hinein cabouliert" zijn. En het was waar. Om half zes komt Wijffels met een brief uit Utrecht van de volgende inhcud: Ondergetekenden zijn in de gelegenheid gesteld dit schrijven aan de Nederlancse artsen, waar dezen zich ook mogen bevinden, ter tekening voor te leggen. Na bespreking met duitse autoritriten hebben zij de stellige verwachting, dat indien bijgaande brief door de Nederlandse artsen wordt ondertekend de toegepaste strafmaatregelen zullen worden ingetrokken en de normale toestand ten spoedigste zal kunnen worden hersteld. De brief was ondertekend door Banning, den Haeg, Eeftinck Schattekerk te Zwolle, Barnhoorn te Heilo, Wamsteker en Wibaut te Amsterdam. Ofschoon de ondertekenaars alleszins ons vertrouwen hadden, leek het mij gewenst grondig te informeren, of de brief "echt" was. En toen dat het geval bleek, zijn wij merendeels op 6 Juli weer opgedoken. Enkelen bleven nog onder water, ofwel uit vrees voor de moffen, ofwel met met oog op het mooie zomerweer. Ook de Amersfoorters kwamen kaalgeknipt weer terug. Zij bleken het niet al te slecht gehad te hebben, maar toen ik op 8 Juli naar Arnhem ging, samen met Jan Coebergh om te praten over de "verzoeningsbrief", bleek zijn gezondheidstoestand zeer ernstig geschokt te zijn.

Op 15 Juli gaan wij gemeenschappelijk tekenen. Voor f`50,-- gaan wij Seys Inquart zo aan ons hart drukken dat hij binnenkort in Neurenberg zal overlijden.

En in de kamer van de S.S. bandiet in Arnhem, hangt boven diens hoofd de spreuk van Schiller "Was man nicht aufgibt, hat man nie Verloren".

Die avond wordt Brounts in Doornenburg opgepakt, wegens hulp verleend op die dag aan een gewonde Engelse parachutist.

De Augustus en Septembermaand verlopen vrij rustig. Eind September is echter de beruchte inval op de Daalseweg. Tordoir duikt onder, en op 30 September wordt van Vugt op het station gevangen genomen, nadat hij inspecteur Prick veilig had weggebracht.

De Octobermaand bracht onze grote financiele actie, 5% van de inkomstenhelasting moest extra opgebracht worden. Dit bracht voor de estafettes veel werk mee, maar het resultaat was prima. Niemand, die hiervoor in aanmerking kwam, verzuimde zijn plicht. Een eresaluut aan onze artsen. Wij ontvingen van 107 artsen f 7.800,-- De lijst zonder namen ligt morgen bij mij ter inzage. De bedragen varieerden van f 10 tot f 400,- gulden. Anderhalve ton brengen dus alleen de artsen aan inkomstenbelasting op. Hun financiele toestand is niet zorgwekkend. Op Zondag 9 October kan ik vast f 5000,- in Utrecht op tafel leggen. Die dag worden er tonnen omgezet in M.C.

Op 26 Cctober wordt onze G.V.M. uit Wageningen, collega Boes door de S.D. vermoord. Een week van te voren hadden wij nog met deze enthousiaste M.C.er bij de Graaf in Arnhem vergaderd.

Op Zaterdagavond 13 November heeft hier de walgelijke "Madchen razzia" plaats, met het onderzoek in Marienbosch. Onze waardige "open brief aan de Nederlandse vrouwen" is hiervan het gevolg.

Op Woensdag 17 November werd ik 's middags naar het huis van Jan Coebergh geroepen. Mijn vriend zat daar, bij de kachel, dood in zijn stoel. Ik zal hierover niet spreken. Die dag bracht mij te veel verdriet. Maar mijn steun en toeverlaat had ik verloren. En dat, terwijl de nood steeds hoger steeg. In November en December 1943 kwamen talloze ernstige zaken aan de orde. De onderhandelingen in Den Haag over het sturen van medische hulp aan onze arbeiders in Duitsland, met later als gevolg de Exaltobrief aan dr. dr. Wimmer, de kwestie der P.T.T. artsen, het vorderen van assistenten, onze medische taak aan de hoge scholen, het steriliseren van gemengd gehuwde joden, de hulpverlening van specialisten aan duitse lazaretten, de strijd tegen de duitse methode van bestrijding der geslachtsziekten, de anonieme voedselbrief aan de Rijkscommissaris.

Is het te verbazen, dat onder zulke bewogen omstandigheden de artsen wel eens de moed dreigden te verliezen en dat er alles gevergd werd van onze contrapropaganda? Bij de jaarwisseling 1943-1944 bevatte een estafette dan ook een volgend treffend gedicht:

1. Voorbije tijd er wordt.geschreid

Zelfs om vermoorde vrienden

om hen, die in elke omstandigheid

het dierbaar vaderland dienden.

2. Om hen die in gevangenschap

hun lot manmoedig droegen

en slechts voor hun gezin in nood

aan ons om hupl vroegen.

3. 't is daarpm onze dure plicht

tezaam te bliiven vechten

en juist met onze artsenstaf

de vijand het felst te knechten.

4. Houdt dapper vol in het nieuwe jaar

Strijdt met hetzelfde vuur .

Want duizenden staan voor ons klaar

Voor ons bevrijdensuur.

Het vroege voorjaar 1944 bracht ons de verschrikkelijke 22 Fehruari. Maar waarom al deze wonden openrijten? Laat ik U de nuchtere feiten waarbij wij artsen zo nauw betrokken waren, nog even geven.

In mijn armen stierf collega Kock uit Beuningen op het Kelfkenebosch en in het Canisius ziekenhuis collega Peljak. Collega Knaven werd ernstig.gewond. Talrijke artsen zijn alles kwijt. Er waren meer dan

500 doden en 400 ernstig gewonden. Alleen in het Canisius ziekenhuis worden 210 ernstig gewonden en 100 doden binnengebracht. Op die dag worden er 56 en in twee dagen 105 bloedtransfusies verricht,

en dat in een ziekenhuis dat al eivol was. Ook in het Wilhelminaziekenhuis, waar de Arnhemse Rode kruisploeg onder leiding van van der Does ons ter hulp snelde, werd tot 5 uur 's nachts doorgewerkt

op 4 operatietafels. Hulde aan de directeuren, de chirurgen.en de röntgenologen van de ziekenhuizen, maar ook aan de artsen die op straat die dag geploeterd hebben, en aan het verplegend personeel in de

ziekenhuizen, die een leed gelenigd hebben, wat met geen pennen te beschrijven valt.

Dank ook aan jou, Lorie, voor al het voedsel en hulp, die onder jouw leiding uit Grave werd aangevoerd. Nu, na 2 jaren, is het leed wel gelenigd, maar er zijn meer dan 200 invaliden, waaronder veel kinderen, invaliden voor het leven.

En dan komt de "affaire Vossbeck". Op 2 Maart 1944 begins de Oberstabartzt Dr. J Vossbeck, die de leiding heeft over de 6 duitse hospitalen in Arnhem en Nijmegen, te bedelen om specialistenhulp. Vooral jullie Sedee en de Rooy, kwamen in aanmerking om als oor- en oogarts het schamele duitse medische potentieel te helpen versterken. Mijnheer Vossbeck kwam eerst vriendelijk om jullie hand vragen en toen dat niet lukte, onvriendelijk, en toen dat niet lukte, met de vuist op tafel en toen dat niet lukte, kwam hij zelf voorgereden per auto en toen dat niet lukte omdat je "niet thuds" gaf, belde hij jullie op en toen je beloofde morgen te komen, kwam je niet en toen was het uit, d.w.z. mijnheer gaf het op. Nederlandse houding, nederlands verzet.

Op 24 Maart voerden de artsen van centraal beheer de strijd tegen de duitse supercontrole door te dreigen met neerlegging van hun ambt. Aan deze juiste houding was de actie van jou, Bekers, niet vreemd. De 10de April was voor Muskens een dies ster. Steeds dreigender werden de berichten over de komende invasie en in April en Mei is het aantal nachtelijke alarmen zeer talrijk. Velen onzer slapen overal, behalve thuis. Op 30 Mei wordt de Exaltobrief aan Dr. Wimmer verstuurd. Het anntal medewerkers was zeer groot, ik meen 4.500. En den volgt op 6 Juni D-day en zijn wij zelfs op Zondagochtend vaak "op de brugr". Met het naderen van de geallieerde legers wordt het op straat steeds onveiliger, zelfs je fiets trachten ze onder je weg te stelen en uren worden er verdaan op de luchtbeschermingsposten.

Op 5 Juli wordt van Seggelen opgehaald, maar hij was net gealarmeerd en ontsprong de dans. En dan volgt eind Augustus en begin September de grondige duitse vlucht met aan het hoofd generaal veldmaarschalk Model, die vanuit het Wehrmachtsheim aan de Oranjesingel zijn soldaten tracht moed in te spreken door middel van een hier gedrukte dagorder, die gretig van hand tot hand gaat. En dan eindelijk, is daar de grote dag, Zondag 17 September. Na 4 dagen harde strijd, die velen onzer in een eigen dagboek hebben opgeschreven, of voor altijd gegrift staat in onze herinnering, is Nijmegen bevrijd. Weer honderden slachtoffers, weer talloze geruineerde artsen, uiteindelijk zelfs 42, in ons district. Maar al zijn de komende maanden tot de definitieve bevrijding in Mei 1945 ook byzonder zwaar voor het belegerde Nijmegen, wij zouden nooit hebben willen ruilen met hen in Noord Nederland, die nog een half jaar onder de hak van de duitsers moesten leven. Wij hebben intens met hen meegeleefd. Hun fiere artsenbrief in Januari 1945 was voor ons een sensatie. Maar slechts met enkele woorden wil ik dit half jaar memoreren, omdat het nog zo vers in ons gehengen ligt.

Allereerst een woord van hulde aan onze oudste, actieve collega van Haaften. Hi j woonde het dichtst bij de brug mear hij en zijn gezin wisten van geen wijken en geen gevaar en tijdens de heftigste beschietingen kon je collega van Haaften, op zijn fiets, overal tegen komen.

Hulde ook nu weer aan onze ziekenhuizen, die in de moeilijst denkbare omstandigheden, - ik denk aan de zeven maander kelderbewoning - hun taak op onnavolghare wijze vervulden; hulde aan aldegenen die werkzaam waren in de noodziekenhuizen en sanatoria of die hun taak bij de repatrieeringsdienst zo goed vervulden. Hulde aan onze buitenartsen, vooral in het getroffen Noord Limburg, in Groesbeek en in de Betuwe. Houdt moed, artsen, ook voor u zullen weer betere dagen aanbreken.

Met grote bewondering denk ik ook aan de bergen werk die in het afgelopen jaar door U verzet zijn, collega Veeger. Wij hebben samen zeer romantische reizen gemeakt, direct na de bevrijding van een nieuw gehied in ons vaderland. Vooral de reizen via Duitsland naar Enschede, de reis naar Groningen en Friesland, de reis near Bilthoven, waren voor mij interessant, omdat ik daardoor een kijkje heb gekregen op Uw organisatietalent en enorme werkkracht.

Ja, precies hetzelfde kan ik van mijn vriend Hustinx zeggen. Wij hebben in hem een burgemeester gekregen, die zijn schouders durft zetten onder een sisiphusarbeid, een arbeid die niet in dagen, maar in jaren geteld moet worden, maar die ons een nieuw Nijmegen zal brengen, waaraan zijn naam verbonden zal blijven. Wij zijn U en Mevrouw hoogst dankbaar voor uw aanwezigheid op ons feest. Het is voor ons een symbool, dat ook ons medisch opbouwwerk hier in Nijmegen door U met raad en daad gesteund zal worden.

En nu een woord tot onze Haarlemmers, onze helpers in de nood Collega Taalman Kip heeft op onze laatste landelijke vergadering gememoreerd dat je veel mensen hoort kankeren over wat ze allemaal niet hebben, maar niet de medici over hun medische huisraad. Zo is het ook bij ons; en dat hebben wii alleen te danken aan de grootscheepse hulp die de artsen van het district Haarlem, onder leiding van collega Thomee en Roorda, aan ons geboden hebben. Onze dank moge op dit feest tot uiting komen.

Ik dank ook jou, Hoefnagels, als onze Commissaris van materiaal, die al deze haarlemse geschenken in ontvangst hebt willen nemen en helpen verdelen.

En tot slot mag ik zeggen: lest best Een woord namens al onze artsen aan onze vrouwen. Er is wel eens gezegd: de artsenstrijd is Nederlands' strijd en op deze ware leuze zijn wij, artsen, terecht trots. Maar wij mogen wel eens en dan hardop zeggen: zonder hulp, zonder de zorg, zonder de toewijding en vooral het medeleven van onze vrouwen: geen artsenstrijd. Ook aan hen moge op dit feest onze dank tot uiting komen.

En nu is sinds enige dagen de Maatschappij en met haar onze afdeling weer herleefd. Het fiere M.C.-schip Nijmegen is in behouden haven geland. Wij hebben een uiterst stormachtige reis van vijf jaar tot een einde gebracht. Moge de bemanning over zijn Commandant niet al te slecht denken. Zelf denk ik niets dan goeds over allen, maar voora1 over jou Wierdsma, met wie ik zo gelukkig heb samengewerkt; over jou Thuis, die voor mij een voortdurend contact vormde met de buitenwacht; over jou Hertzdahl, die mij moet vergeven, dat ik zowel aan het begin als aan het eind van mijn reis, zijn volle scheepskas tot de bodem heb leeggefeest en tenslotte mijn vriend van Vugt, die als vijfde bestuurslid in gedachten in ons midden is. Ik geef vol vertrouwen de leiding van de afdeling over aan collega Kras en ziin medewerkers. Maar bedenkt het wel, Kras, de afdeling is ons in die vijf iaar erg lief geworden; wees zuinig op ons troetelkind. En moge je erin slagen, met Gods onmishare zegen, jarenlang te mogen werken voor haar welzijn en haar geluk. Ik heb gezegd !

6 Januari 1946.

De G.V.M.

Weebers.

 

Home Page |  What's New |  Most Wanted |  Surnames |  Photos |  Histories |  Documents |  Cemeteries |  Places |  Dates |  Reports |  Sources